Het nieuwe wetboek van vennootschappen en verenigingen (WVV) maakt het mogelijk om zelf het aanvangsvermogen te bepalen. Het aanvangsvermogen is zowel in alle gevallen het equivalent voor het oude begrip "kapitaal". Voorheen diende de voorloper van de BV, de BVBA, steeds te schikken over een minimumkapitaal van 18550 euro waarvan er minstens 6200 euro diende gestort te worden bij de oprichting van de BVBA. Wie een eenpersoons BVBA wou oprichten moest zelfs 12.400 euro volstorten voor de oprichting van zijn of haar E-BVBA.
Vanaf heden is dit niet langer noodzakelijk. Het nieuwe wetboek legt immers de verantwoordelijkheid volledig bij de oprichters van de BV. De oprichters van zulke BV dienen het aanvangsvermogen zelf te bepalen. Ondernemingoprichten.be kan op basis van een kort overleg concreet advies geven over het noodzakelijke (lees: aan te raden) aanvangsvermogen. Het aanvangsvermogen dient overigens niet volledig gestort te worden op een geblokkeerde rekening. Net zoals vroeger (BVBA) bestaat er dus de keuze om minder dan het aanvangsvermogen te volstorten op een rekening.
Let wel op: gaat het ooit fout dan zal in menig geval het aanvangsvermogen de totale aansprakelijkheid vormen in hoofde van de oprichters. Bijgevolg kan het niet-gestort gedeelte dan nog worden opgevraagd.
Voorbeeld
Stel: een vennootschap met een aanvangsvermogen van 20.000 euro waarvan 5.000 euro gestort voor de oprichting van de vennootschap. De financiële instelling (ING, Belfius, KBC of soortgelijke) zal een bankattest uitreiken voor de som van 5.000 euro. De notaris maakt melding van een aanvangsvermogen van 20.000 euro waarvan 5.000 euro gestort op rekening. Het saldo van 15.000 euro kan steeds opgevraagd worden indien de vennootschap in faling gaat.
Fiscale en economisch-juridische aspecten van het aanvangsvermogen
Wat leuk is aan deze wettelijke mogelijkheid is de ruimte voor creativiteit en optimalisatie. Een oprichters kan een gedeelte van het noodzakelijke vermogen verstrekken als een lening aan zijn of haar vennootschap (aanvangsvermogen <> lening).
Zulke lening kan steeds terugbetaald worden wanneer de vennootschap hiertoe de mogelijkheid heeft. Een terugbetaling van het aanvangsvermogen daarentegen is niet mogelijk. Het aanvangsvermogen blijft immers (on)beschikbaar eigen vermogen tot een latere statutenwijziging. Op een lening aan de vennootschap krijgt de oprichter (idem voor bestuurders of aandeelhouders) een intrest van om en bij de 4,07%. Deze interest is aftrekbaar in hoofde van de vennootschap en wordt slechts belast aan 30% in hoofde van de ontlener. Dit kan dus een leuke aanvulling van van de persoonlijke inkomsten.
Een vrij beroeper of ander dienstverlener kan met een beperkte vermogen een BV oprichten. Wanneer de noodzaak aan langlopende verplichtingen en zware opstartkosten zich niet voordoet, volstaat een beperkt aanvangsvermogen. Een aanvangsvermogen van 2000 euro kan in zulke gevallen alvast volstaan.
Let op: iedereen die een BV opzoekt op de bijlagen der Belgisch Staatsblad kan het aanvangsvermogen waarnemen uit de gepubliceerde oprichtingsakte. Bijgevolg kan dit leveranciers of klanten afschrikken wanneer er een zeer gering aanvangsvermogen blijkt uit de statuten. Dit laatste is ongetwijfeld gekoppeld met de aard van de activiteiten. Bij dienstverleners of vrije beroepen zal dit minder van belang zijn dan bij kapitaalintensieve sectoren.